Bolivia

13 maart 2014 - Arequipa, Peru

Het is alweer even geleden dat ik een verhaaltje heb geschreven, jullie wachten natuurlijk allemaal met smacht op een nieuw verhaal. Hier is die dan eindelijk.

Na Uyuni zijn we gelijk naar Potosi doorgereisd. Potosi is zeker niet de mooiste stad die we tot nu toe hebben gezien, maar wel een hele interessante. Het is de hoogste stad ter wereld, het ligt op 3900 meter hoogte, en alles draait om de zilver, zink en tin mijn die boven de stad uittorent. De Cerro Rico werd door de spanjaarden ontdenkt. Toen was Potosi een van de rijkste steden in Zuid-Amerika. Daardoor staan er een onzettende mooie gebouwen in het oude centrum. Dat had wel zijn prijs, want in totaal zijn er 8 miljoen mensen gestorven in de mijn. En tot op de dag van vandaag sterven er nog mensen in de mijn. Niet door instortingen of giftige gassen, maar door de stof die de mijnwerkers elke dag inademen. De levensverwachting van de mijnwerkers ligt dan ook zo rond de 35 a 40 jaar. 
Tegenwoordige worden er ook tours gegeven door de mijn. Dan blijf je op het eerste niveau en zie je en voel je hoe het moet zijn om daar te werken. Via via kwamen in contact met een ex-mijnwerker die rondleidingen gaf. Wat we toen nog niet wisten, was dat zijn rondleidingen iets heftiger waren. 
Om 8 uur `s ochtends stond hij bij ons hostel voor de deur. Een kleine man met een bochel, 5 tanden in de mond en hij leek in de 50. Hij nam ons mee naar de mijnwerkersmarkt. Daar kunnen mijnwerkers alles kopen, een kilo`s cocabladeren, boliviaanse wiskey (96%) en dynamiet! We kregen ook een demonstratie van hoe veilig de dynamiet was. Onze gids streek een luficer af en hield het onder de dynamiet. In een reflex lag ik half door de kast achter me en Martijn bewoog uit doodsangst helemaal niet meer. Maar het bleek gelukkig veilig te zijn! Daar kochten we het mijnwerkers happy meal als gift aan de mijnwerkers: de wiskey, een flinke zak cocabladeren en hele sterke shag. Toen waren klaar om naar de mijn te gaan. Hoe dichter we bij de mijn kwamen, hoe troostelozer het er allemaal uit zag. Alles was bruinig. Nergens groeide iets groens. De mensen keken ook treuriger. 
We gingen naar binnen bij een ingang die er niet 100% veilig uitzag, gestut met houten balken. We moesten gelijk afdalen over een ladder, waar een paar sporten kapot waren. Dan ben je beneden, we liepen een tunnel in. Het was gelijk stikdonker. Gelukkig hadden we lampen. Onze eerste stop was bij een beeld van Tio, de duivel/god van de mijnwerkers. Ze houden hem verwantwoordelijk voor alle doden in de mijn. Dus om hem te vriend te houden offeren ze cocabladeren, wiskey en eens in de zoveel tijd een babyalpaca. Dan is er ook nog Pachamama (moeder aarde) die wordt ook geeerd door de mijnwerkers. Daarna daalden we gelijk af naar het 2 niveau, waar ook nog echt gewerkt werd. We kwamen een jongen van hoogstens 16 jaar tegen die een z`on mijnkarrtetje aan het duwen was vol met stenen. De regering heeft een wet ingesteld om kinderarbeid te voorkomen, je mag pas vanaf je 14e in de mijn werken. In Nederland mag je dan net krantjes bezorgen!
Na volgens mij 1 uur lopen, je tijdsbesef is totaal weg, viel mijn lamp uit terwijl ik achteraan liep. Dan merk je hoe ontzettend donker het is, het was wel lichtelijk claustrofobisch. Ondertussen zaten we al in het 4e niveau. Daar gingen we naar een ander beeldje van Tio. Terwijl we daar zaten en uitleg kregen over de geschiedenis van de mijn, hoorden we ineens explosies, 7 explosies achter elkaar. Je voelde de grond ook een beetje trillen. Toen we voor onze geruststelling vroegen hoe ver weg het was, zei onze gids: oh ongeveer 20 meter verderop. Dat stelde ons helemaal niet gerust! Daarna hoorden we nog meer explosies. Wetende dat je midden in een berg zit met tonnen steen boven je, hebben we veel offers aan zowel Tio als Pachamama gebracht. Na 4 uur uur kwamen we weer boven. Ik ben nog niet zo blij geweest om gewoon de zon te zien. En ik was er maar 4 uur terwijl ik een beetje de toerist uithing. De mijnwerkers werken 10 uur per dag in de mijn onder vreselijk zware omstandigheden. Het was achteraf gezien geen leuke ervaring, maar wel een goede.
Na alle heftigheid in Potosi besloten we naar Sucre te gaan, de witte stad van Latijns-Amerika, om weer een beetje bij te komen. Sucre is een schitterende stad met een leuke sfeer en een goed uitgaansleven. In Sucre heb ik nog 3 uur Spaansles genomen met een Zwitser die we onderweg ontmoet hadden. Daar ontmoeten we ook allemaal leuke mensen. Uiteindelijk zijn we 5 dagen in Sucre gebleven en ons super goed vermaakt zonder eigenlijk hele speciale dingen te doen.
De volgende stop was La Paz. La Paz is gigantisch en overgrote deel is gewoon lelijk en het ligt ook weer op grote hoogte. Martijn en ik vonden La Paz geweldig. Er is altijd wel wat te doen. Elke dag is er ergens wel een demonstratie, een spontane markt en in de omgeving van La Paz kan je ook heel veel doen. 
De eerste dag besloten we te gaan paragliden, dat stond al lang op mijn lijstje dus ... We reden met 2 anderen naar de berg waar we vanaf zouden rennen. De weg was opgeven moment eigenlijk geen weg meer. Het was een opgedroogd stroompje waar we in reden. Dat was al behoorlijk spectaculair, omdat er ook een afgrond naast je is. Eenmaal veilig boven aangekomen moet je wel gaan paragliden, want dat is veel minder gevaarlijk dan weer terug te gaan met de auto. We werden in het harnas geklikt, vastgemaakt aan onze tandempiloot en dan is het verstand op nul en rennen! Ineens heb je geen grond meer onder je voeten, terwijl je nog als een malloot aan het rennen bent. Je vliegt! Dat was zo gaaf, je zweeft gewoon door de lucht. Je hoeft er helemaal niks voor te doen, je zit gewoon op je lui reet. Dat was zo`n magisch gevoel. We scheerden vlak langs bergen. Het uitzicht was schitterend en om helemaal af te maken zag ik ook nog een adelaar die ook lekker aan het zweven was. Het duurde in totaal iets meer dan 15 minuten, maar het was geweldig. De dag daarna besloten we om een wandeltocht in La Paz te doen met gids die dan ook van alles over La Paz verteld. Dat was ontzettend leuk, zo kregen we van de gewoonte te horen om een lamababy te slachten als je een huis wil bouwen. Vervolgens is het 1 week feest en dan begint de bouw. Als er een groot gebouw gebouwt moet worden, moet het offer ook groter zijn namelijk een mens. De mythe is dat als je een groot gebouw laat bouwen, je iemand geld geeft. Die gaat dan naar een arme buurt en zoekt iemand die geen familie heeft, iemand die niet gemist gaat worden. Die wordt dan dronken gevoerd en levend begraven in de fundering van het gebouw. Niemand weet helemaal zeker of dit waar is, maar ik acht het niet onwaarschijnlijk.
Voor de volgende dag hadden we de death road geboekt, om onszelf dood te krijgen in La Paz. We begonnen in La Cumbre op 4800 meter en vanaf daar was het alleen maar afdalen. Het eerste stuk was geasfalteerd dus daar knalde iedereen als een gek naar beneden. Het landschap was weer adembenemend mooi. Na een uurtje zo naar beneden te gaan begon de echte death road. We begrepen gelijk waar de naam vandaan komt. De weg is net de smal voor 2 auto en er zit standaard een afgrond naast je waar je u tegen zegt. Maar als echt durfals gingen we ook hier naar beneden. Het eerste stuk was eigenlijk ook meteen het meest gevaarlijke stuk. Even rustig inkomen was er dus niet bij. Om de zoveel tijd stopten we heel kort. Na een tijdje bedacht ik dat het waarschijnlijk was om even te tellen of iedereen er nog is. Het uizicht was ook weer fenomenaal, dat maakte het helemaal gevaarlijk, want de death road fietsen en van het uitzicht genieten is een slechte combinatie. 
Naarmate we verder naar beneden fietsten werd het landschap steeds jungle- achtiger. Heel gaaf! Over waar ook watervallen, soms over de weg heen als extra hindernis en om het nog moeilijker te maken kwamen er ook trucks naar boven gereden. Maar uiteindelijk hebben we alles overleefd en kwamen we in een dorpje aan. Er moest natuurlijk gedronken worden op het feit dat we het overleefd hadden. De chauffeur dronk in eerste instantie ook vrolijk mee, dat vonden we toch een minder goed idee want we moesten de death road ook weer op rijden. Maar eerst gingen we naar een hotel voor een uitgebreidde lunch en om even te douchen. Dat was heel erg nodig. Daar waren met onze groep, die ontzettend gezellig was, een paar uur voordat we weer terugkeerden naar La Paz. De terugweg was lang, maar ik heb er weinig van meegekregen, want ik was helemaal lek net als de rest. 
De rest van mijn avonturen komen in een volgend verhaal, want anders wordt het zolang. 
Groetjes Stijn

4 Reacties

  1. Jan-Willem:
    15 maart 2014
    Mooi reisverslag Stijn, wij zien het helemaal voor ons. Zijn er Toevallig nog mooie bijbehorende foto' s gemaakt?
  2. Ton:
    17 maart 2014
    Geweldig reisverhaal, jij durft wel !! Blijf schrijven....

    groeten, hele familie
  3. Oma en opa:
    21 maart 2014
    Weer een potje zitten griezelen tijdens het lezen. Toch hopen we nog steeds je levend terug te zien!
    Oma en opa
  4. Stijn:
    24 maart 2014
    Haha, komt goed opa en oma. Ik heb het allemaal overleefd en voorlopig staan er geen extreme dingen meer op het programma. De foto´s gaan nog een keer komen, maar ik weet nog niet helemaal wanneer.